Niemand kan iets inbrengen tegen de condities die Ronald van Steden beschrijft in het artikel over voor ketensamenwerking (zie pagina’s hiervoor). Toch neem ik de vrijheid om te reageren omdat ik vind dat twee elementen onderbelicht zijn, namelijk de veronderstelde ‘maakbaarheid’ en de benodigde ‘lange adem’. Twee zaken die meestal met elkaar samenhangen. Daarvoor is het noodzakelijk om naar de rol van de politie en de partners te kijken.
Bij de politie werken meer dan 3500 wijkagenten aan de veiligheid en leefbaarheid. Dit werk berust niet alleen op repressie; er wordt zelfs gesteld dat de wijkagenten te weinig handhaven. Juist door de verbinding met de bevolking raakt repressie zelfs steeds meer op de achtergrond.
Door haar unieke positie in wijken is de politie vaak de hofleverancier van problemen en problematische personen voor allerlei (keten)samenwerkingsverbanden. Maar dit ligt niet alleen aan deze unieke positie, maar ook aan het feit dat de politie nog niet overal schouder aan schouder werkt met hulpverlening, instellingen of partners. Daar waar nog niet samengewerkt wordt, blijkt vaak dat hulpverlening en instellingen niet 24 uur per dag bereikbaar zijn. De hulpverlening en instellingen dragen dan, paradoxaal genoeg, via de achterdeur bij aan het hofleverancierschap van de politie.
Samenwerkingsverbanden zijn noodzakelijk en worden opgezet om problemen aan te pakken die niet door een afzonderlijke partner opgelost kunnen worden. Maar de ambitie van deze samenwerking kan soms grenzeloos zijn. Helaas zijn er altijd grenzen aan datgene wat mogelijk is. De genoemde condities ademen te veel de sfeer van maakbaarheid uit. Maakbaarheid heeft maar een beperkte reikwijdte. Zoals Van Steden stelt, worden samenwerkingsverbanden gesmeed om maatschappelijke problemen te voorkomen, te verminderen of op te lossen. Hier begint de schoen van de maakbaarheid te wringen. Voor het (keten)samenwerkingsverband kan de ambitie niet verder reiken dan de invloedsferen van de afzonderlijke partners. Of van de combinatie van elkaar versterkende invloedssferen.
Hoe ver de ambities van het samenwerkingsverband ook gaan: maatschappelijke problemen, zoals de problemen in superdiverse wijken, crimineel gedrag, werkloosheid of personen met verward gedrag worden slechts zelden opgelost, verminderd of voorkomen door een lokaal samenwerkingsverband omdat het ingewikkelde maatschappelijke problemen betreft. Beperk de ambities van een samenwerkingsverband daarom tot datgene wat realiseerbaar is. Een ander belangrijk feit is het gedrag van betrokkenen die in de samenwerkingsverbanden besproken worden. Ook al valt een interventie binnen de invloedsfeer van de keten samenwerking, vaak zijn deze cliënten niet in staat of willen zij niet datgene doen wat van hen verlangd wordt. Het komt dan neer op duidelijk zijn en blijven, uitvoeren van de in de ketensamenwerking gemaakte afspraken en een stok achter de deur hebben. Een stok die vanuit de samenwerking met doorzettingsmacht ingezet moet worden.
Mijn laatste punt gaat over de wijze waarop de keten samenwerkt: is het projectmatig of heeft het een structureel karakter? Bij een structureel samenwerkingsverband ligt een aantal risico’s op de loer: hoe groter het verband, hoe minder de betrokkenheid. Want niet elke partner is deelgenoot in de oplossing van elk aangebracht probleem. Terecht noemt Van Steden de ‘drive’ die noodzakelijk is om ambities waar te maken.
Ambities kunnen doven als goede voornemens bij een jaarwisseling, omdat het samenwerkingsverband vaak een zeer lange adem nodig heeft om ze te verwezenlijken. Op zo’n moment blijkt dat niets moeilijker is dan voor langere periode te focussen op een probleem en de aandacht erbij te houden. Zeker wanneer dan ook nog de personele bezetting bij de partners minder op orde is, lijkt de ‘oplossing’ van een probleem ver weg. • → Reageren? hans.r.de.vries@politie.nl
Geef een reactie