In november komt een nieuwe thriller uit van Boris Dittrich met politievrouw Maya Oliphant – bekend uit eerdere thrillers – in de hoofdrol.
Redactielid Barbara van Caem sprak met hem over dit nieuwe boek.
U bent tegenwoordig lid van de Eerste Kamer, ik ben heel benieuwd naar uw achtergrond en de motivatie om – naast al uw drukke werkzaamheden – thrillers te gaan schrijven?
Ik heb bij uitstek een strafrechtachtergrond en lang in de strafrechtpraktijk gewerkt in diverse functies. Ik ben in de jaren tachtig begonnen als strafrechtadvocaat in Amsterdam. Het was een tijd waarin de advocatuur en de politie nog lijnrecht tegenover elkaar stonden. Ik wilde de advocatuur en de politie nader tot elkaar brengen en heb toen lesgegeven aan de politieschool, destijds in de Eenhoorn in Amsterdam. Ik kwam in die tijd als advocaat vaak bij de politie en draaide regelmatig piketdiensten om verdachten bij te staan. Later ben ik rechter geworden in strafzaken bij de meervoudige kamer, de wat zwaardere zaken dus. Daarnaast trad ik ook regelmatig op als politierechter. Daarna ben ik de politiek in gegaan, jarenlang lid geweest van de Tweede Kamer voor D66 en justitiewoordvoerder. Toen twaalf jaar buitenland voor Human Rights Watch in New York en Berlijn en sinds 2019 lid van de Eerste Kamer voor D66, waar ik voorzitter ben van de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken. Ik ben in die lange jaren van strafrechtpraktijk heel veel bijzondere situaties tegengekomen die me fascineerden en daarnaast heb ik een rijke fantasie. Zo ben ik begonnen thrillers te schrijven. Ik verwerk daarin aspecten van reële zaken, waar ik vanuit de praktijk zelf mee in aanraking ben gekomen.
Wat is de titel van het nieuwe boek en waar gaat het over?
De titel van mijn nieuwe boek is ‘Het laatste woord’ en het betreft een psychologische literaire thriller. Het boek bestaat uit drie afzonderlijke delen. Deel I begint in 2000 met het verhaal van een jonge vrouw met een zoontje van drie a vier jaar die ongelukkig is met haar huwelijk en besluit te gaan scheiden. Ze besluit dit aan haar echtgenoot – een politieman met losse handjes – te vertellen door het schrijven van een brief. Zij schrijft dat ze weg gaat naar een andere woning en dat ze haar zoontje tijdelijk achterlaat bij haar man totdat zij is gesetteld, in het vertrouwen dat haar schoonmoeder in de tussentijd goed voor het kind zal zorgen. Ze vraagt haar man haar met rust te laten. Ze schrijft de brief midden in de nacht, haar man heeft nachtdienst … en dan gaat de deurbel. Ze hoort dat een sleutel in het slot gestoken wordt en dan gaat de deur open. Deel II speelt 20 jaar later en het zoontje van toen is dan een volwassen man. Hij vertelt hoe het is om op te groeien zonder moeder. De verdwijning van zijn moeder is nooit opgelost. Hoewel er vele verhalen zijn over wat er gebeurd zou zijn, blijft dit een groot raadsel.
Ook dit boek is weer zijdelings geïnspireerd op een echte zaak, de verdwijningszaak van Cheryl Morrien uit 1986. Cheryl ging buiten spelen in IJmuiden en kwam nooit terug, haar lichaam werd nooit gevonden. Jaren later ben ik samen met Peter R. de Vries bij haar moeder en zus op bezoek geweest. Dan hoor je en komt ook echt binnen wat zo’n verdwijning met de directe familie doet. Ik heb toen ook als Tweede Kamerlid een initiatiefwet geschreven die verjaring bij moord opheft. Later bleek dat een kindermoordenaar die dag ook in IJmuiden was, maar sluitend bewijs van de moord op Cheryl is nooit geleverd. Ik heb me destijds heel erg in die zaak verdiept en heb die kennis ook in het boek geïntegreerd.
Ik haal mijn inspiratie uit echte zaken. Toen ik in New York was werd ook een kind als getuige gehoord bij de verdwijning van een jonge vrouw. Het kind vertelde toen dat papa had gezegd dat hij mama niet wakker kon maken en mama onder het bloed zat. In New York ging het kind later als jongeman tegen zijn vader getuigen. Voor de politievrouw in het boek was de verdwijning haar eerste vermissingszaak, zij hoort het zoontje na de verdwijning als getuige. Twintig jaar later werkt zij bij de recherche, afdeling ernstige misdrijven, en pakt ze de zaak als cold case weer op. Verder wil ik niet te veel verklappen; daarvoor moeten de mensen het boek zelf gaan lezen.
Waarom de keuze voor een politievrouw in de hoofdrol?
Ik ben goed bevriend met Ellie en Marja Lust uit Amsterdam, mede door het netwerk Roze in Blauw. Ik bewonder deze politievrouwen en hun werk en daardoor heb ik in mijn boeken gekozen voor een politievrouw in de hoofdrol.
Het Tijdschrift voor de Politie richt zich op verbinding van Politie en Wetenschap, dit boek is fictie. Waarom zouden de lezers van het Tijdschrift voor de Politie het toch moeten lezen?
Ik doe altijd heel goed onderzoek voor mijn boeken en betrek veel nieuwe ontwikkelingen in de strafrecht/strafvorderingspraktijk in het boek, zoals de nieuwe ontwikkelingen op het vlak van DNA en de rol van slachtoffers. Ik heb me daar ook zelf voor ingezet. Ik heb veel wetten geschreven, zo heb ik ook het spreekrecht voor slachtoffers in de rechtszaal via een Initiatiefwet voor elkaar gekregen. Die rol van het slachtoffer in het strafproces komt ook terug in mijn nieuwe boek. De wetenschap heeft geadviseerd over het nieuwe wetboek van Strafvordering. Ik heb daar op het hoofdbureau van politie in Den Haag nog een interessante voorlichtingsbijeenkomst [presentatie van de special over de Modernisering van het Wetboek van Strafvordering. JvB] bijgewoond.
Dit is mijn negende boek en ik vind het heel belangrijk dat mijn boeken daadwerkelijk ergens over gaan en dat de lezer er iets van leert. Naar mijn mening beklijven verhalen het beste, door verhalen te vertellen over echte mensen. Daarmee kun je anderen het beste overtuigen. Zo heb ik ook in de politiek het een en ander bereikt. Nieuwe DNA-wetgeving en een Initiatiefwet om stalking (belaging) strafbaar te stellen, dat is allemaal gelukt. Eén van mijn laatste zaken als advocaat in Amsterdam betrof een verkrachting, toen moest de politie de spermasporen nog naar Engeland sturen voor nader DNA-onderzoek. Toen bleek het gevonden sperma niet van de verdachte te zijn, maar van iemand anders. Later werd de echte dader alsnog gevonden. Inmiddels kan dergelijk DNA-onderzoek ook in Nederland.
Ik doe altijd een beroep op een breed netwerk vanuit de praktijk en betrek hen bij het schrijven en ontwikkelen van de verhaallijn in mijn boeken. Ik vraag ze ook om advies. Zo sprak ik laatst een vroegere Amsterdamseeken van de Orde van advocaten en vroeg hem hoe hij een specifieke situatie zou aanpakken en heb ik bijvoorbeeld veel samengewerkt met Peter R. de Vries.
U bent volgens mij een drukbezet man. Waar vindt u de tijd en motivatie om ook nog een hele reeks thrillers te schrijven?
Mijn laatste thriller W.O.L.F. is uitgeroepen tot beste thriller van 2016. Het is inderdaad veel werk zo’n boek schrijven en ik hecht er veel waarde aan dat het ook mooi geformuleerd is en maatschappelijk ingebed. Ik ben gemiddeld twee jaar bezig met het schrijven van één boek. Het is ook heel ontspannend. Ik ontwikkel de verhaallijn en de karakters in mijn hoofd en dan gebeuren er ook altijd onverwachte dingen en gaan die karakters een eigen leven leiden. Als ik aan een boek werk sta ik meestal al om vijf of zes uur op om te gaan schrijven voor de werkdag begint. Dat is zwaar, maar dat reflecteren, verwerken en ontrafelen van zaken die je meemaakt of hebt meegemaakt in de praktijk in zo’n thriller geven ook heel veel voldoening. Kennelijk voorziet het ook in een behoefte, ik krijg altijd heel veel positieve reacties vanuit de praktijk.
Het boek ‘Het laatste woord’ van Boris Dittrich verschijnt in november.
Het is een uitgave van Ambo/Anthos, Amsterdam. Het boek telt 256 pag en kost € 22,99.
Geef een reactie