Steeds vaker kruipen burgers in de rol van de politie. Nadat ze zijn geconfronteerd met een strafbaar feit starten ze op eigen initiatief met opsporen. Er wordt nogal eens gesteld dat de rol van de politie dan meer participerend zou moeten zijn, in de (politionele) volksmond heet dat dan politieparticipatie (tegenover burgerparticipatie). Maar dat is op z’n best een streven, zeker nog geen werkelijkheid.
Misschien weet u het nog. Eind 2016 spoorde een vrouw uit Hoorn de man die haar aanrandde zelf op. De aanrander had haar iPhone meegenomen en dat bracht haar na een zoektocht uiteindelijk zelf bij de dader. Ze gaf haar informatie door aan de politie. Het duurde vervolgens twee maanden voordat de politie de man wist te pakken. De man bekende en werd door de rechtbank veroordeeld. Een spraakmakend voorbeeld en zeker niet het enige. Met grote regelmaat duiken er in de media voorbeelden op van burgers die zelf aan het opsporen gaan, en die burgerparticipatie lijkt gestaag toe te nemen. Helemaal nieuw is het niet, burgers hadden en hebben vaak als slachtoffer of getuige een traditionele rol in het opsporingsonderzoek. Het verschil met de ‘nieuwe’ ontwikkelingen is dat het niet de politie is die het initiatief neemt. Omdat de politie hun verwachtingen vaak niet waarmaakt, starten burgers zelf het opsporingsonderzoek.1 Soms volledig autonoom en onafhankelijk, bij gelegenheid in wereldwijde (virtuele) netwerken en soms in samenwerking met de politie. De variatie in initiatieven is groot, de ene post zijn gestolen fiets op Instagram, de ander spant samen om via een online community pedofielen of oorlogsmisdadigers te ontmaskeren. De integratie van technologie en internet in ons dagelijks leven lijkt zeer prominent bij te dragen aan het opsporend vermogen van deze initiatiefrijke burgers.
Vooralsnog is er overwegend aandacht voor het romantische mediagenieke Sherlock Holmes-gehalte van dit fenomeen. De (wetenschappelijke) onderzoekswereld heeft tot op heden opvallend weinig gedegen belangstelling getoond voor de wijze waarop de politie reageert op deze zelfstartende opsporende burger. Men filosofeert namelijk vooral graag over de wenselijkheid van een participerende politie, waarbij vaak een scherp oog voor de huidige realiteit ontbreekt. Vergezichten en overtuigingen van ‘hoe het zou moeten’ zijn echter niet genoeg en staan te ver af van de werkelijkheid. De politie neemt namelijk nauwelijks deel aan het opsporingsonderzoek waarin burgers leidend zijn. En als die attitude niet verandert, komt de legitimiteit van de politionele opsporing nog verder onder druk te staan.
Hoe reageert de politie in werkelijkheid?
Goed beschouwd zit de politie niet te wachten op inmenging van zelfstartende burgers in het opsporingsonderzoek. Voor velen is opsporen toch echt alleen de taak van de politie. Er is in werkelijkheid meer sprake van politiepower dan van politieparticipatie. Maar ondanks die terughoudendheid en dat wantrouwen beseffen politiemensen dat ze beter wel kunnen samenwerken: uit eigenbelang. Dan heeft de politie immers wel de mogelijkheid van meer invloed en controle op de opsporingsactiviteiten van deze burgers. Opvallend daarbij is dat de behoefte aan invloed bij de politie lijkt toe te nemen bij omvangrijke, gevoelige opsporingsonderzoeken met significante (media)impact; die behoefte is vele malen minder groot in het geval van veelvoorkomende criminaliteit zoals diefstal van een fiets of telefoon. Dan is de politie zelfs in staat een kwetsbare burger zelf op onderzoek uit te sturen, met alle risico’s van dien. Invloed lijkt er dan op een of ander manier minder toe te doen. Er zijn in de praktijk zo links en rechts wel enige beginnende vormen van participatie waarneembaar. Er wordt onder andere vaak (nuttige) informatie uitgewisseld tussen opsporende burgers en politie. Hierbij is er wel sprake van eenrichtingsverkeer, want voor de politie is het door regelgeving vaak complex om informatie te geven. Daarnaast geeft de politie ook voorlichting en training aan initiatiefrijke burgers, maar daar is de reden in de eerste plaats de genoemde invloed. Burgerinitiatieven moeten in het politionele straatje passen en het liefst maakt de politie hier op voorhand afspraken over. Dat straatje is nauwer dan wat ethisch en juridisch past, en men aarzelt dan ook niet ruim binnen die grenzen burgers tot stoppen te dwingen.
Wat echte participatie in de weg staat is overigens ook de politieorganisatie. Die is immers veel minder flexibel dan een fluïde burgerinitiatief dat zojuist is ontstaan op Facebook of Twitter, waarna binnen de kortste keren tienduizend burgers samen klaar staan om te zoeken naar een vermiste man, terwijl de politie nog bezig is om alles in haar systeem vast te leggen. Ook informatie wordt online vliegensvlug gedeeld door burgers. De politie wordt door de hoeveelheid en snelheid nogal eens overweldigd. De huidige benadering resulteert onvoldoende in voortuitgang en dat is toch waar de opsporing naar verlangt. Alleen incidenteel, en niet structureel, is zichtbaar geworden wat er mogelijk is wanneer de politie in staat is opsporende activiteiten van burgers te omarmen in het politionele onderzoek. Het opsporend vermogen neemt namelijk significant toe. De politie kan gebruik maken van meer ogen, oren en specifieke kennis en vaardigheden van burgers. Daarnaast ontstaat er meer gelegenheid om van elkaar te leren, en de tevredenheid over de politie groeit als men burgers weet te erkennen als serieuze partners in crime.
Verlangen naar vooruitgang: wat helpt?
Dat er de komende tijd gesleuteld moet worden aan de wijze waarop de politie reageert op deze opsporende burgers is duidelijk. Het begint bij het erkennen van de realiteit. De politie neemt nauwelijks deel aan opsporingsactiviteiten die geïnitieerd zijn en geleid worden door burgers. Zoals Arnout de Vries en Jose Kerstholt2 al eerder in dit Tijdschrift schreven is wederzijds vertrouwen tussen burgers en politie een noodzakelijke voorwaarde. De politie mag wat minder angstig zijn en haar keuzes wat minder baseren op potentiële risico’s. Handel naar werkelijkheid. Waarheidsvinding en rechtspreking, daar gaat het toch om. Stel dat voorop in het opsporingsonderzoek, omarm de goedwillende opsporende burger en gun het onszelf meer te vertrouwen. Pas dan komt er echte experimenteerruimte, wordt het wederzijds lerend vermogen benut en kan er weer positief verrast worden in de opsporing. Hiervoor zijn richtinggevende kaders voor opsporende burgers en politieagenten nodig. Ze weten namelijk vaak niet hoe ze met elkaar moeten omgaan en wat simpelweg wel en niet legitiem is. Let wel op: kaders impliceren ook ruimte. Metsel deze potentiële kans voor voortuitgang niet dicht. De politie moet namelijk nog echt beginnen met participeren. Ervaringen in de werkelijkheid kunnen later bijdragen aan het verfijnen van deze kaders. Afsluitend: kunnen wij een afspraak maken? De eerstvolgende goedwillende burger die zelf start met opsporen krijgt een aantal politieagenten ter ondersteuning. Deze initiatiefrijke burger is en blijft de leider van het onderzoek, ongeacht of het nu gaat om ondermijning, een fietsendiefstal of een ramkraak. Wie doet? Het is namelijk nodig!
Noot
Stan Duijf werkt als teamchef van het basisteam ’s-Hertogenbosch en deed afgelopen jaar onder begeleiding van het lectoraat Criminaliteitsbeheersing en Recherchekunde van de Politieacademie, kwalitatief empirisch onderzoek3 naar de wijze waarop de politie reageert op zelfstartende opsporende burgers. Op basis van een multiple case studie onderzocht hij zeven eigentijdse cases waarin burgers zelf het initiatief namen om te starten met opsporen. Nieuwsgierig naar het volledige onderzoeksrapport: Modern Sherlock Holmes. How will the police respond? Stuur dan een mailtje naar: stan.duijf@politie.nl
Referenties
1. Bervoets, E., van Ham, T., & Ferwerda, H. (2016). Samen signaleren, burgerparticipatie bij sociale veiligheid. Den Haag: Platform31; Meijer, A. (2012). New Media and the Coproduction of Safety: An Emperical Analysis of Dutch Practices. American Review of Public Adiminstration, 17-34; Rotmans, J. (2014). Verandering van tijdperk. Boxtel: Aeneas uitgever vakinformatie
2. Kerstholt, J. & de Vries, A. (2018) Agent in burger. Tijdschrift voor de politie, 80 (6).
3. Duijf, S (2018). Modern Sherlock Holmes. How will the police respond? Canterbury-Apeldoorn.
Geef een reactie