De corona pandemie vraagt om meer dan alleen bestrijding van besmetting en ziekte, schrijven Berthold Gersons, Geert Smid en redactielid Annika Smit. De samenleving wordt diep geraakt en dat blijft niet zonder psychosociale gevolgen. In Binnenlands Bestuur waarschuwen ze voor ‘de ramp na de ramp’.
Corona verschilt van andere ‘gewone‘ rampen. Het gevaar blijft namelijk aanwezig. Iedereen kan erdoor getroffen worden of een ander besmetten. Mensen blijven hierdoor alert voor gevaar en dat zorgt ervoor dat emoties zoals verdriet en boosheid moeilijk aan bod komen. Voorgaande rampen leren dat sociale en psychische gevolgen op langere termijn de aanvankelijke solidariteit na een ramp kunnen ondergraven. Dit wordt de desillusiefase genoemd, die een voedingsbodem kan vormen voor langdurige maatschappelijke ontwrichting. De psychische en sociale ontregeling, de praktische en financiële problemen en de complexe gemeenschaps- en politieke vraagstukken monden dan uit in een ‘ramp na de ramp’.
De corona pandemie heeft inmiddels in Nederland meer slachtoffers geëist dan de watersnoodramp van 1953 (ruim 2500 doden). Deze pandemie lijkt veel op een ramp: er is sprake van een plotseling toeslaande, (levens-) bedreigende situatie die komt met verlies van veiligheid. Men wordt afhankelijk van anderen om te overleven, de infrastructuur begeeft het en er ontstaat chaos.
Pandemie als ramp
De chaos manifesteert zich als onzeker zoeken naar betrouwbare informatie over een onbekend virus, dat met uiteenlopende maatregelen bestreden wordt in verschillende landen. Hoewel technische infrastructuren intact bleven, werden ziekenhuizen en zorg kritisch geraakt; sociale netwerken zijn ontwricht. Afhankelijk is men geworden van elkaars gedrag, de naleving van richtlijnen opgesteld door deskundigen; en van de overheid. Het verlies van veiligheid is groot, omdat het gevaar in principe overal aanwezig is. Deze pandemie heeft onze (leef)wereld in korte tijd compleet veranderd.
Emotionele impact
Op zondag 15 maart 2020 startte de Nederlandse ‘intelligente’ lockdown. De horeca moest sluiten en bijeenkomsten werden verboden. De volgende avond sprak de minister-president alle ’17 miljoen’ Nederlanders toe om de ernst van de situatie te onderstrepen. Dit vormde de start van wat in de wetenschappelijke literatuur over psychosociale gevolgen van rampen de ‘impactfase’ genoemd wordt. Ongeloof, verbijstering en een sterk gevoel van onwerkelijkheid overheersen dan. Er is sprake van angst, slecht slapen en schrikreacties.
Deze pandemie verschilt van rampen in twee opzichten tijdens de impactfase. Ten eerste waren er geen plotselinge getroffenen die afgezonderd en afhankelijk werden van hen die niet getroffen zijn. Iedereen werd blootgesteld aan hetzelfde gevaar. Inmiddels wordt onderscheid aangebracht aan de hand van risicogroepen; daarmee kan de grens tussen getroffenen en niet getroffenen in deze pandemie steeds verschuiven. Ten tweede kent deze sluipende ramp een aanhoudende impactfase. Er is nauwelijks verslagenheid, minder uiting van verdriet en minder woede. Machteloosheid en alertheid blijven.
Na de eerste schrik
Na een impactfase volgt gewoonlijk de ‘honeymoon fase’. Deze wat vreemde benaming duidt op de gevoelens van opluchting en verbondenheid die dan op de voorgrond treden. Bij deze pandemie is zeker sprake geweest van verbondenheid, maar niet van opluchting. De schrik ging niet echt weg. Door de voorgeschreven anderhalve meter ontwijking van anderen kon men zich enigszins veilig voelen. De vraag is wat het niet-wijkende gevaar van deze pandemie tot gevolg heeft. Sommige kenmerkende reacties zijn aanwezig: de honger naar informatie uit de impactfase, de lotsverbondenheid die hoort bij de fase erna.
Maar de aanhoudende alertheid lijkt de emoties te dempen. Zo kondigt de desillusiefase zich aan: met vermoeidheid door de enorme verstoring van het dagelijks leven. Men raakt uitgeput. Dit geldt bij een ramp vooral voor de direct getroffenen en hun naasten. De niet-getroffenen in de samenleving zullen de draad van het gewone bestaan weer willen oppakken. Maar wie zijn nu de zwaarst getroffenen? Er dreigt een ‘leedhiërarchie’ – welke vormen van ‘getroffenheid’ zijn leidend in hoe verder te gaan? Dit is een riskant moment, omdat hier een voedingsbodem kan ontstaan voor het voltrekken van de ramp na de ramp.
Desillusiefase als kantelpunt
De Bijlmerramp (1992) heeft getoond waar desillusie toe kan leiden. Door gebrek aan adequate nazorg in samenhang met sociale problemen en het ontbreken van monitoring, kon de ‘ramp na de ramp’ niet goed bestreden worden. Een tekortschietende overheid leed groot verlies aan vertrouwen. Dit mondde uit in een Parlementaire Enquête (1999) en in kostbare, twijfelachtige achteraf-onderzoeken in een poging alsnog het vertrouwen van de burgers terug te winnen.
Bij de vuurwerkramp in Enschede (2000) besefte de overheid dat ze het vertrouwen van de inwoners moest behouden. Het Informatie en Advies Centrum verschafte gedurende drie jaar na de ramp tijdig en voortdurend betrouwbare informatie. Zorg, gekoppeld aan sociale en financiële hulp, werd afgestemd op gemeenschapsprocessen zoals wederopbouw, monumenten en herdenking. Van deze ervaringen is bij de Volendamramp (2001) gebruik gemaakt en later in de vorm van een digitaal Informatie en Verwijs Centrum (IVC) bij daaropvolgende rampen (Tsunami, 2004; Turkish airlines, 2009; Tripoli, 2013; MH17, 2014). Ook voor de huidige pandemie is een IVC door het Ministerie van VWS opgezet in samenwerking met ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum.
Het grote gevaar in de desillusiefase is een splijting in de samenleving tussen verschillende groepen. Politici komen wellicht in de verleiding om zich meer te richten op bepaalde getroffenen, ten nadele van anderen. In deze fase wordt een enorm beroep gedaan op leidende personen in de samenleving om oog te hebben voor die verschillen. Bij groeiende spanning ontstaat het risico dat groepen recht tegenover elkaar komen te staan en/of het vertrouwen in de overheid opzeggen.
Verschillend getroffen groepen
De ‘primaire slachtoffers’ van deze pandemie zijn degenen die besmet zijn, ziek geworden zijn, gestorven zijn, en zij die blijvende schade ondervinden van de ziekte. Zij vallen onder de zorg van gezondheidswerkers, die zelf hun eigen gezondheid riskeren. Directe nabestaanden zijn eveneens primaire slachtoffers. Hun familieleden zijn vaak in eenzaamheid gestorven zonder dat men afscheid kon nemen. Waarschijnlijk compliceert dit het rouwen. Deels geldt dit ook voor mensen die aan niet-Corona gerelateerde ziektes zijn overleden. Behalve voor de primaire slachtoffers, komen de gevolgen voelbaar dichterbij voor hen die op iets meer afstand staan, wanneer een bekende aan het virus is overleden.
Voor mensen op grotere afstand, verschillen de anonieme slachtoffers niet van andere ernstig zieken die sterven. Bij deze minder zichtbare ramp hoeven geen lichamen of delen daarvan gezocht te worden, er is geen rouwcolonne over de snelwegen. De maatregelen zijn vooral ontregelend. Zij willen hun bewegingsvrijheid terug en de economie op gang brengen. Sterker, er zijn mensen die juist lijden onder de effecten van de beperkende maatregelen op de economie. Mensen die hun werk en toekomstperspectief verliezen en daarmee in zekere zin ook direct slachtoffer worden van de pandemie. Slachtoffers komen in deze pandemie dus in heel verschillende soorten.
Bestrijden van de ramp na de ramp
Het wegnemen van de ziektedreiging is de belangrijkste sleutel om tegenstellingen en splijtingen in de samenleving te voorkómen Maar groepsimmuniteit en een vaccin laten nog op zich wachten. Hoe houdt een door een ramp getroffen samenleving dat vol? Internationale trauma-experts identificeerden naar aanleiding van de ‘9/11’-aanslagen in de Verenigde Staten (2001) vijf essentiële elementen.
Ten eerste moet een gevoel van veiligheid hersteld worden. Controle is belangrijk en kan gestimuleerd worden door te adviseren afstand te bewaren en toenemende kennis over het virus te verspreiden. Het tweede element betreft kalmte bevorderen, zoals met uitleg van maatregelen door gezagsdragers en deskundigen. Het helpt als zij in hun uitleg stilstaan bij de gevolgen voor velen en oprecht medeleven tonen. Ten derde moet een gemeenschap effectief functioneren in de bestrijding van het gevaar en de dramatische gevolgen; en in het delen van de lasten en van het verdriet. Dit vraagt gemeenschapszin en is een lastige opgave, omdat economische belangen en virusbestrijding ogenschijnlijk tegenover elkaar staan. Verbondenheid is het vierde, hieraan gerelateerde, element: een samenleving die includeert en niet bepaalde groepen benadeelt of uitsluit.
Het laatste element is hoop. Vooral in de desillusiefase liggen gevoelens van machteloosheid en moedeloosheid op de loer. Men moet perspectief zien. Politici en leidinggevenden kunnen dit bieden door de realiteit onder ogen te zien, te troosten en constructief te werken aan stapsgewijze oplossingen.
Aandacht, rouw en verdriet
De Nederlandse overheid staat voor de grote uitdaging om doeltreffend op te treden en zonder paniek te zaaien of valse geruststelling te bieden de burgers op te roepen tot kalmte èn naleving van richtlijnen die enige veiligheid moeten geven. Maar daar houdt het dus niet op. Verbondenheid en hoop stimuleren, is een ware kunst. Zeker in een samenleving met zeer divers getroffen mensen. Solidariteit is nodig: het gevoel er samen voor te staan en het samen te dragen.
Bij vorige rampen is dit vooral gelukt doordat leiders aandacht hielden voor getroffenen. Nu is het van belang dat men daarbij geen groepen vergeet. Om splijting in de samenleving te voorkómen, moet men desillusie tegenwicht bieden. Dat kan wanneer verdriet en rouw een plek krijgen en wanneer overheid en bedrijfsleven nadrukkelijk toekomstperspectief scheppen voor de economisch getroffenen.
Herdenken zorgt tegelijkertijd voor het vasthouden van aandacht èn geeft een plek aan rouw. Maar hoe doe je dat tijdens een pandemie? Op korte termijn komt geen einde aan het sterven; normaal gesproken worden alle slachtoffers herdacht, als het gevaar is geweken. Met het aanhoudende risico van besmetting is dat nu anders. Bovendien gaat het niet (alleen) om herdenken van dodelijk getroffenen. Het is zaak om juist stil te staan bij de veelzijdigheid van getroffen zijn en verlies. De kunst kan helpen om vormen van bezinning te creëren die verschillende groepen samenbrengen, in plaats van spanningen op scherp te zetten.
Solidariteit gevraagd
Ook de lokale gemeenschap kan desillusie tegengaan, door opvang en ondersteuning te bieden. Dit gebeurt door mensen die in een stad, wijk of buurt vanuit een centrale positie het belang van een gemeenschap dienen als autoriteit, geestelijke, wijkagent, buurtwerker, vrijwilliger en zo meer. Voorgaande rampen lieten zien dat alleen wanneer beduidend meer primaire slachtoffers wonen in een bepaalde regio, lokaal specifiek aandacht uitgaat naar de getroffenen en nabestaanden. Dat gebeurt inmiddels ook al waar gemeenschappen in het bijzonder getroffen zijn door Corona, zoals in Brabant.
Het coronavirus bestrijden is stap één. Iedereen is hierbij betrokken – sommigen in het bijzonder. De samenleving wordt diep geraakt en dat blijft niet zonder psychosociale gevolgen. Vooral het aanhoudende gevaar van deze pandemie is een factor waarvan de invloed onbekend is op de emotionele reacties van mensen. Waar we in ieder geval alert op moeten zijn, is groeiende desillusie binnen specifiek getroffen groepen in onze samenleving. De overheid, lokale gemeenschap en individuele burgers mogen hen niet uit het oog verliezen. De vervolgstap vraagt wederom iets van ons allemaal: aanhoudende solidariteit. Maar hiermee maken we verschil.
Dit artikel verscheen eerder in Binnenlands Bestuur.
Prof. dr. B.P.R. Gersons, emeritus hoogleraar psychiatrie AMC Amsterdam en voormalig adviseur van ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum, adviseerde de overheid bij meerdere rampen in Nederland. Dr. A.S. Smit is lector Weerbaarheid aan de Politieacademie. Prof. dr. G.E. Smid is psychiater en bijzonder hoogleraar bij ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum en de Universiteit voor Humanistiek.
Geef een reactie