Door Bob Hoogendoorn & Guus Meershoek
In ‘85 draaide ik een maand mee met verschillende politiediensten op het Haagse Veer in Rotterdam. Het hoofdbureau. Ik luisterde en praatte met dienders. In de wacht. In de auto. Na afloop van een interventie. En soms in de kroeg. Doorzakken wordt zwaar onderschat als wetenschappelijke onderzoeksmethode. De politiecultuur is ‘een aanhoudende verhalenverteller-cultuur’, zegt de rockstar van de politiewetenschap prof. Robert Reiner. Dus ik luisterde.
Verhalen over Jan Blaauw doken geregeld op. ‘s Nachts liep hij soms de wacht en vroeg hoe het ging. Dronk koffie met dienders. Die het doorvertelden. Misschien kon hij niet slapen. Of had hij ruzie met z’n vrouw. Of hij had gewoon ‘blauw bloed’ zoals nu liefdevol over hem wordt getweet. Jan Blaauw is begonnen op straat en heeft carrière gemaakt dwars door de rangen. Hij wist waarover hij praatte.
Een ander verhaal ging over een vuurwapengevaarlijke crimineel die gezocht werd en was gesignaleerd in het centrum. Adrenaline is – nog meer dan een sterk rechtvaardigheidsgevoel – de ruggengraat van politie. Jan Blaauw liep snel mee met een aantal politiemensen naar het Stadhuisplein. De man werd natuurlijk gearresteerd.
Blaauw was meer een recht-toe-recht-aan politieman die liever wilde handelen dan vergaderen of beleidsnotities schrijven vol goed lopende zinnen zonder tastbare inhoud.
Hij was een rechercheman in hart en nieren. In een tijd dat driekwart van politie Nederland om de zeven woorden ‘dicht bij de burger’ en ‘wijkteams’ herhaalde. Waarschijnlijk spookte door zijn kop ‘Hè, is politie ook niet opsporen!’ Het is tot op de dag van vandaag een ‘dingetje’. De kwaliteit van de recherche is onder de maat, aldus de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid van het ministerie van Justitie.
De drugscriminaliteit diende zich aan op de Kruiskade. Er waren openbare ordeproblemen; hij was een van de eersten die het georganiseerde karakter aan de kaak stelde. Blaauw was daarin een pionier. Zoals hij dat ook was in het ter discussie stellen van de (ontbrekende) kwaliteit van de recherche. Hij speelde een rol in de Schiedammer Parkmoord (een onschuldige man veroordeeld door tunnelvisie binnen de opsporing) en andere gerechtelijke dwalingen. Een keer zat ik samen met hem in een live-uitzending van radio Rijnmond. Iets over de politie. Hij was beschouwend, analytisch en kritisch. Daar waar de politiecultuur overwegend actie- en handelingsgericht is. Zonder veel reflectie en dan weer naar de volgende melding. Zo niet Jan Blaauw. Hij dacht na over wat politie is. Waarom fatsoen in dat werk zo belangrijk is. Lang voordat corruptie-onderzoeken binnen de politie en de douane schering en inslag zouden worden (anno 2020) wees hij op de zeven D’s: Dames, Dalven (rommelen), Drank, Dubbeltjes, Drugs, Dobbelen en Dirty Tricks (niet toegestane trucjes om een zaak rond te krijgen).
Jan Blaauw zag de corrumperende werking van werken met informanten en infiltranten. ‘Een corrupte diender is de pest voor het hele korps’, schreef hij. Ook na zijn pensionering bleef hij meningen geven. Standpunten innemen. En aanhoudend wijzen op het feit dat politiewerk een ‘rommelig karakter’ heeft. Waarin teveel dadendrang en morele verontwaardiging van dienders de publieke zaak net zo makkelijk kunnen schaden als dienen. Een markante politieman.
Op een dag ergens begin jaren negentig liep ik een collegezaal binnen op de Kleiberg in Apeldoorn waar toen de Politieacademie was gevestigd. Ik was in verwarring. Een jonge – gelijkend als twee druppels water – Jan Blaauw kijkt me aan. Zijn zoon. Hij zal ongetwijfeld in zijn vaders voetsporen volgen. Maar kent politie Nederland de betekenis van Jan Blaauw? Of, doet die politie maar wat?
Hans Wilbrink zegt
Ik ken hem uit de media. Zijn mening werd vroeger vaak gevraagd over justitiële kwesties. Die mening was altijd betrokken, betrouwbaar, deskundig en wijs.