Na een veelzijdige carrière bij Politieacademie en Vrije Universiteit is Monica den Boer nu Kamerlid voor D66. Daar laat ze zich niet afleiden door de waan van de dag. “Niet blindstaren op incidenten, maar kijken naar het grotere patroon.”
Van de rustige en beschouwende onderzoeker naar de hectiek van de Tweede Kamer?
“Voor de buitenwereld lijkt het alsof het een plotselinge overstap was. Maar ik zat ook vanuit mijn academische rol al jaren dicht tegen de politiek en beleid aan. Zowel op nationaal als op Europees niveau. In mijn tijd bij de Politieacademie en de Vrije Universiteit zat ik in verschillende commissies, zoals de commissie Europese Zaken van de Adviesraad Internationale Vraagstukken of de commissie onder leiding van oud-minister Brinkman, die strategisch advies gaf over de inrichting van de veiligheid in Nederland. Vanuit die kennis en ervaring was de stap minder groot dan je misschien zou denken.”
Heb je aan de andere kant van de tafel meer invloed op de politie?
“Vanuit het onderzoek sta je ook dicht op de politie. De charme van colleges geven was dat je dicht tegen de praktijk aan zat. De politiemensen bij mij in de collegebanken kwamen vaak met leuke vragen en fantastische inzichten. Het was ook dankbaar werk. Door de interactie tijdens de studie zag je dat mensen nieuwe energie voor hun werk kregen. In de politiek sta je meer op afstand, maar kun je op hoofdlijnen richting geven. Ik heb bijvoorbeeld een motie ingediend dat er een strategische visie moet komen op internationale politiesamenwerking. Die motie is aangenomen. Net als een motie dat er een visie moet komen op de politiefunctie en hoe de politie zich verhoudt tot anderen in het veiligheidsdomein. Het is een oproep om de frictie tussen boa’s, politie en anderen achter ons te laten en een horizontaal perspectief te ontwikkelen. Waarbij we in volle harmonie en complementariteit naar het vraagstuk kijken en weg komen bij de eeuwige discussie of ‘de boa nu wel of niet bewapend moet worden’.
Ook voor de politiefunctie is het goed om het landschap van tijd tot tijd te herijken, zodat je weet waar je de komende tien jaar voor aan de lat staat.”
Toch staat de Tweede Kamer er ook om bekend dat de grote lijnen vaak worden overschaduwd door de incidenten van alledag.
“Je bepaalt zelf of je als Kamerlid meegaat met de waan van de dag. Tegelijkertijd moet je ook niet onderschatten dat een incident vaak een onderdeel is van een groter patroon. Daar zit de afweging in om wel of niet op een incident aan te slaan. Zo hebben wij afgelopen najaar best veel vragen gesteld over het gebruik van geweld. Naar aanleiding van een geweldsincident in Utrecht kreeg ik als Kamerlid indringende e-mails uit het land. Van mensen die zich onheus bejegend voelden door de politie. Dat geluid vertolk ik ook als volksvertegenwoordiger.
Door de vragen werd duidelijk dat de politie eigenlijk weinig structurele cijfers bijhoudt over wanneer er geweld tegen mensen wordt gebruikt. Het is voor ons als Kamerlid belangrijk om goed geïnformeerd te zijn en de juiste beslissingen over het monopolie van geweld te kunnen nemen. Omdat het een cruciaal iets is wat de politie veel macht geeft. Het incident in Utrecht haakt dan aan op een breder thema, hoe we willen leven in een rechtsstaat. De politie staat pal voor de rechtsstaat en dat is een thema dat meespeelt bij elke beslissing die door een politiefunctionaris wordt genomen. Als je als Kamer een besluit moet nemen over het stelsel van de geweldsaanwending, dan moet dat zorgvuldig. Tegelijkertijd zie je dat het feit dat wij om structurele cijfers vragen over de geweldstoepassing ertoe leidt dat de politie zelf ook beter geïnformeerd raakt.
Wat mij betreft staren wij ons dus niet blind op incidenten, maar kijken wij naar wat Nederland op de langere termijn nodig heeft. De problemen van gisteren zijn de oplossingen van morgen. Ik zou de vergelijking willen trekken naar andere uitvoeringorganisaties, zoals de zorg, de Belastingdienst en het onderwijs. Als zij niet goed functioneren heeft Nederland een groot probleem. Datzelfde geldt voor de politie. Het belangrijkste vraagstuk bij de politie ligt op het vlak van capaciteit en kwaliteit.
De politie heeft hoogwaardige professionals nodig, mensen die van toeten en blazen weten en beproefd zijn. Ook op multicultureel gebied. Bekend met wijk, web en wereld. Ik hoop dat er in de nabije toekomst meer ruimte komt voor een mobiliteitsplan voor elke politieman of – vrouw, zodat ook zij in hun vak kunnen blijven groeien. Niet alleen in de top van de organisatie, zoals nu nog vaak het geval is.”
Je hebt een passie voor internationale politiesamenwerking. Wat gaat in vergelijking tot het buitenland goed en wat kan beter?
“Begin jaren negentig werd internationale en vooral Europese politiesamenwerking nog als utopie gezien. De politiek is heel belangrijk geweest in het faciliteren van nieuwe mogelijkheden, van nieuwe avenues of cooperation. De visionaire inzichten van bepaalde Europese ministers of regeringsleiders waren nodig om tot de huidige internationale samenwerking en instituties te komen. Er zijn in de afgelopen jaren de nodige praktische en juridische problemen overwonnen.
De Nederlandse politie ziet denk ik als geen ander het belang in van internationale politiesamenwerking. Tegelijkertijd worden we belemmerd door onze bureaucratische structuur en moeten we het bestaande juridisch instrumentarium beter benutten. We moeten nog beter meebewegen, vooruitkijken en anticiperen. Dan kan de politie beter voorzien welke vormen van criminaliteit eraan komen, die vaak een grensoverschrijdend karakter hebben. De basis is gelegd met de aanpak van internationale vuurwerksmokkel, mensensmokkel en drugssmokkel. D66 pleit voor een grensregionaal JIT (Joint Investigation Team, red.) met een potentieel operationele dimensie om die kennis en expertise verder uit te bouwen.”
De grensoverschrijdende samenwerking is nog onvoldoende?
“Het gaat allemaal nog een beetje weifelend. We kunnen meer werk maken van een gezamenlijke criminaliteitsbeeldanalyse, zoals dat ook door de EMPACT, het European Multidisciplinairy Platform Against Crime, wordt bepleit. Nederland zou in elk geval met de buurlanden aan de slag moeten gaan om een gezamenlijke criminaliteitsbeeldanalyse te maken, actueel te houden en er actie op te ondernemen. Je ziet dat daar twee principes botsen. De bureaucratie van de politie versus de fluïde netwerken van de criminaliteit. Soms zou je willen dat we wat creatiever met de bureaucratie omgaan.”
Zie je daarin een cultuurverschil tussen de verschillende landen? “Ik denk dat je proEuropese landen hebt die samenwerking tussen politiekorpsen voorstaan. Het zit vooral in de ruimte die men krijgt om daadwerkelijk over de grens heen samen te werken. Waarbij het niet als luxe of trivialiteit wordt gezien, maar als vast bestanddeel van politiewerk. Dat was ook altijd mijn pleidooi in het politieonderwijs, om altijd een internationale blik te hebben, met oog voor culturele verschillen.
Oudminister Opstelten heeft destijds een brief geschreven over internationale politiesamenwerking. Een van de creatieve ideeën was om het liaison officernetwerk te versterken en flexibele liaisons in te zetten. Dat idee is beklijfd. Onze liaisons in het buitenland zijn van groot belang. Niet alleen in Europa maar ook in een land als Colombia. De Scandinaviërs werken met gezamenlijke liaisons. Ik was samen met Ludo Block (voormalig liaison officer Rusland, red.) redacteur van een samengestelde bundel over liaison officers en daarin kwam het Scandinavische model als best practice uit de bus.
Nederland moet participeren in internationale politienetwerken. Zo is de Pearls in Policing1 een hele goede investering geweest. Wat je opbouwt is een international professional police community. Dan ontstaat een netwerk waar knowhow en ervaring geborgd is en waar je later op kunt terugvallen. De onderzoeken rond MH17 en de arrestatie van Taghi in Dubai hebben zeker profijt gehad van de netwerken die er al lagen.”
Over je laatste boek2, wat kan de politie leren uit het buitenland op basis daarvan?
“Allereerst leert de politie in het buitenland ook heel veel van ons. We hebben ongelooflijk veel in huis. Wat heeft geholpen is de nationalisering van onze politie. Waar we nog een slag in kunnen maken, is het codificeren en overdraagbaar maken van kennis bij de eenheden. Verder kun je altijd leren van anderen. Wij worstelen met ondermijning. In Italië is al heel lang geleden het idee geboren dat het anders moest met de georganiseerde misdaad. Daar bleek dat de muren tussen de verschillende politieorganisaties en de ambtelijke structuur een barrière waren om krachtiger en efficiënter tegen de maffia op te kunnen treden. Groot-Brittannië heeft het National Crime Agency, waar voor bepaalde categorieën delicten structureler wordt samengewerkt tussen de korpsen.
Waar ik voor pleit is dat het niet ad hoc gebeurt, maar dat het een integraal onderdeel wordt van het curriculum op bijvoorbeeld de Politieacademie. Vooralsnog ontbreekt in de bachelor nog een duidelijke leerlijn over internationale politiesamenwerking. In de Master of Science in Policing hebben we comparative policing wel geborgd. Maar dan heb je het over mensen die hoog opgeleid zijn binnen de politie. Wat mij betreft breng je het op alle niveaus terug, omdat Nederland buitengewoon internationaal georienteerd is. Net als cybervaardigheden zijn ook inzicht en kennis over internationale politiesamenwerking van het grootste belang om aan een toekomstbestendige politie te bouwen.”
Diversiteit is altijd een van je missies geweest. Hoe kijk je aan tegen diversiteit bij de politie?
“Toen ik Kamerlid werd, twijfelde ik al of de grote overheidsorganisaties op ambtelijk, politiek en uitvoerend niveau een goede afspiegeling vormen van de Nederlandse maatschappij. Legitimiteit en draagvlak spelen een ongelooflijk belangrijke rol. Mensen moeten zich vertegenwoordigd en begrepen voelen, de indruk hebben dat de politie jouw probleem begrijpt. Interactive policing en reassurance policing vormen daar een heel belangrijk onderdeel van. Het impliceert dat de politie niet alleen maar top down moet bepalen wat de prioriteiten zijn, maar dat de burger – die steeds slimmer en vaardiger wordt – wordt gekend in de oplossing. Diversiteit gaat iedereen aan die een minderheidsgroep vormt in de samenleving. Maar vooral ook dat iedereen ertoe doet. De politie werkt hard aan vrouwelijk leiderschap. Tegelijkertijd zie je dat de politie in een krappe arbeidsmarkt opereert en moet concurreren met aanpalende organisaties zoals Defensie. Dus het vereist continu aandacht om de kweekvijver aan te vullen.”
Hoe is dàt in vergelijking tot andere landen?
“In Scandinavië zijn vrouwelijke korpschefs geweest. In de regionale korpsen van Engeland zag je hetzelfde. In België was Catherine de Bolle de baas van de federale politie. Zoals gezegd: als diversiteit onder de radar komt en bedolven raakt onder andere prioriteiten die de politie dagelijks op het bordje krijgt, raakt ze al snel weer achterop.”
Een van die prioriteiten is het politieonderwijs. Hoe doen we het op dat vlak?
“Als Kamerlid wil ik niet nalaten om het belang van opleiding en onderwijs te benadrukken. Het is essentieel voor de kwaliteit van de politie. De organisatie zou niet moeten schrikken van kritische bevindingen. Het gedoe bij de Politieacademie leidde af van de kern: dat de tijd rijp is om te bepalen wat de visie op politieonderwijs is. Wat is het HRMbeleid? Hoe zit het curriculum in elkaar? Wat vinden we van de docentenvaardigheid? Hoe kunnen we samenwerken met andere onderwijsinstellingen en universiteiten om tot goed onderwijs te komen? Hoe sluit onderwijs aan op politieleiderschap? Mijn grote angst is ‘plofonderwijs’, met generiek onderwijs voor iedereen. Politieleiderschap zou wat mij betreft ook nadrukkelijker onderdeel moeten worden van het gewone curriculum. Elke politiefunctionaris geeft leiding aan zichzelf. In het werk krijg je te maken met veel verantwoordelijkheden met cruciale beslissingen.
Op dit moment is het thema leiderschap naar mijn idee nog te veel gekoppeld aan de schaal waarin iemand zit. Ik zou zeggen: je bent onderdeel van de BV Veiligheid in Nederland. Zorg dat je over unieke competenties beschikt die je klaar maken voor de toekomst. De beroepsgroep verandert. Daar moet je in mee. De gemiddelde jonge hond komt de politie binnen vanuit een passie, gekoppeld aan hoge verwachtingen. Heeft misschien al een opleiding gedaan. Ik zou het zonde vinden als er wordt geïnvesteerd in mensen die vervolgens na 5, 6 of 7 jaar weer vertrekken. Idealiter zou je aan het begin van ieders carrière een plan de campagne hebben, waar onderwijs, ontwikkeling en ambitie naadloos aan elkaar zijn gekoppeld. Dat is een grote opgave. Maar ik vind dat onze politiemensen dat verdienen.”
Hoe past politieonderzoek in dat plaatje?
“Sowieso is erkenning belangrijk. Waarbij onderzoek politierelevant moet zijn. We willen de politie niet bedelven onder onderzoek waar niemand op zit te wachten. Het mag best onafhankelijk en neutraal zijn, om af en toe het bed een beetje op te schudden. Maar ook om beleidsmakers scherp te houden en te behoeden voor kortetermijnoplossingen. Eén daarvan is bijvoorbeeld een korter opleidingstraject om daarmee de capaciteitsproblemen op te lossen. Ik ben er niet van overtuigd, omdat het op de lange termijn de kennis en kunde van de politie erodeert.
De ‘fixmentaliteit’ is een groot risico voor de politie. We willen dingen soms te snel oplossen met elkaar. Dat is prachtig, maar moet je niet doen als het niet verantwoord is. Daarom moet je soms de tijd nemen voor een verantwoorde pilot, die wordt geëvalueerd en afgehecht. De wetenschap kan hier een kritische vriend zijn, die ook oog heeft voor de politie op lange termijn. Om de wisselwerking tussen wetenschap en praktijk te verstevigen, zou ik ook willen pleiten voor een goed aioprogramma met promovendi op politierelevante onderwerpen. De Nederlandse Defensie Academie heeft structurele verbindingen met de universiteiten waar de politie van kan leren.”
1) Jaarlijkse internationale denktank waarin korpschefs zich buigen over de strategische uitdagingen en toekomst van de politie en de politie professie. https://www.pearlsinpolicing. com/wp-content/ uploads/2015/12/PearlsPolicing_ factsheet_uk1.pdf
2) Boer, M. den (ed.) (2018). Comparative policing form a legal perspective. Cheltenham: Edward Elgar Publishing Limited, ISBN: 978 1 78536 910 0
Geef een reactie