Bij het inzetten van interventies kan het helpen om de internationale cocaïnehandel meer te beschouwen vanuit het perspectief van marktwerking, betogen Irma Vermeulen, Wouter van der Leest en Vanessa Dirksen.
De media staan er bol van: Nederland is een draaischijf in de internationale cocaïnehandel. De grote hoeveelheden cocaïne die ons land worden ingevoerd via hoofdzakelijk de delta Nederland-België, worden verder doorgevoerd naar afzetmarkten in Europa en daarbuiten. Cocaïne komt echter ook via andere landen Europa binnen, denk aan Spanje en Portugal. De Franse consumentenmarkt wordt grotendeels bediend door eigen cocaïne-import. Niet in alle Europese havens hebben de verschillende overheden evenveel zicht of überhaupt een idee wat er aan cocaïne binnenkomt. Dit gezegd hebbende: ons land is inderdaad een belangrijke transit hub binnen de handelsketen van cocaïne. De handel van cocaïne wordt daarbij bepaald door vraag en aanbod. De afgelopen jaren is sprake van een verschuiving van een vraaggestuurde naar een meer aanbodgedreven markt. In dit artikel wordt ingegaan op de marktwerking in de cocaïnehandel.
Toename consumptie?
Sinds 2009 neemt de productie van cocaïne in Zuid-Amerika (vooral in Colombia) toe, evenals de toevoer naar Europa (UNODC, 2018). Zeker de laatste jaren is een enorme stijging in de toevoer te zien. De inbeslagnamecijfers van de Nederlandse douane en Belgische Federale Gerechtelijke Politie tezamen onderschrijven die stijgende lijn: in 2017 rond de 55.000 kilo en in 2018 maar liefst rond de 74.000 kilo. Ten aanzien van het cocaïnegebruik in Europa stelt het UNODC dat sprake is van “a likely expansion of the European cocaine market in terms of the quantity consumed in recent years” (UNODC, 2018). Maar de cijfers voor wat betreft het cocaïnegebruik in Europa lijken de toegenomen productie en invoer slechts gedeeltelijk te volgen. “Recent trends in cocaine use across several indicators do not seem to uniformly reflect the increased availability and scale of supply of the drug at European level” en “the general picture now suggests stable levels of use” (EMCDDA, 2018). De eindgebruikers krijgen daarbij wel meer cocaïne voor hun geld, want de zuiverheid ervan is in verschillende Europese landen toegenomen (EMCDDA, 2018).1 De som van de inbeslagnames wordt als ondergrens beschouwd van de daadwerkelijke hoeveelheid cocaïne die Nederland binnenkomt. Het mag duidelijk zijn dat, gezien die hoeveelheden, de cocaïne niet enkel en alleen bestemd is voor de Nederlandse gebruikersmarkt – ook al is in Nederland de consumptie toegenomen. De cocaïne wordt hoofdzakelijk doorgevoerd naar het buitenland.
Doorvoer via Nederland
De cocaïnehandel is per definitie internationaal van aard, aangezien de in Zuid-Amerika geproduceerde cocaïne over de hele wereld wordt verspreid. De cocaïnedistributieketen bestaat uit verschillende schakels om van de cocabladeren bij de boer, uiteindelijk als cocaïnelijntje bij in dit geval de Europese consument terecht te kunnen komen. Voor de Europese markt fungeert Nederland als transit hub.
Opvallend is dat cocaïne die via Nederland wordt verhandeld, niet rechtstreeks afkomstig hoeft te zijn uit bronlanden of transitlanden in Zuid- of Midden-Amerika en de Cariben: ze kan al in Europa zijn. Naast onder meer Antwerpen maken Nederlandse cocaïnehandelaren ook gebruik van bijvoorbeeld de havens van Bremen, Hamburg, Le Havre en Constanta. Cocaïne kan via Spanje binnenkomen, naar Nederland worden vervoerd en weer teruggaan richting Spanje. In Italië is cocaïne in beslag genomen die voor Nederland bestemd was, terwijl cocaïne vanuit Nederland ook naar Italië wordt uitgevoerd.
Er zijn dus allerlei reisbewegingen van cocaïne van en naar Nederland te zien. Dit zou ermee te maken kunnen hebben dat de handel van cocaïne via Nederland goedkoper is. Ook heeft een deel van de buitenlandse afnemers geen toegang tot de importeurs die via hun land cocaïne invoeren en is aangewezen op bestaande (criminele) netwerken in Nederland.
Naast Nederlandse handelaren gebruiken ook buitenlandse criminelen Nederland als distributiecentrum (Vermeulen, Van der Leest & Dirksen, 2018). Bij de doorvoer van cocaïne via Nederland wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die legale stromen van handel in goederen en van personen bieden. De doorvoer naar het buitenland is structureel van aard en vindt vanuit Nederland plaats op groothandelsniveau, waarbij partijen van vele tientallen kilo’s per keer worden doorgevoerd en op detailhandelsniveau, waarbij telkens kleinere hoeveelheden van enkele grammen worden doorgevoerd.
Polydrugshandel
Nederland is niet alleen een transit hub voor de cocaïnehandel in Europa. Het is daarnaast een distributiecentrum voor andere geïmporteerde drugs zoals heroïne en hasj, die via Nederland hun weg vinden naar verschillende bestemmingslanden. Ook worden in ons land drugs geproduceerd zoals synthetische drugs en hennep, die eveneens naar diverse landen worden uitgevoerd (Boerman et al., 2017; UNODC, 2018). Criminelen kunnen tussen drugsbranches switchen. Men begint bijvoorbeeld ‘klein’ met de uitvoer van hennep en maakt vervolgens de overstap naar harddrugs, of men begint een heroïnebusiness in het buitenland na actief te zijn geweest in de cocaïnehandel (Tops, Van Valkenhoef, Van der Torre & Van Spijk, 2018; Vermeulen et al., 2018). In de doorvoer via Nederland is vaak sprake van polydrugshandel.
Dit houdt in dat verschillende soorten drugs op transport gaan richting het buitenland (cocktailzendingen) of dat een drugsdistributielijn van Nederland naar het buitenland de ene keer voor bijvoorbeeld cocaïne wordt gebruikt, en een volgende keer voor synthetische drugs (Vermeulen et al., 2018). Polydrugshandel is niet uniek voor Nederland: een groot deel van de criminele samenwerkingsverbanden in Europa actief in de drugshandel, handelt in verschillende verdovende middelen (Europol, 2017). Wat in deze context echter interessant is ten aanzien van de positie van Nederland, is dat hoofdzakelijk stromen van monodrugs ons land binnenkomen, dat daarnaast in Nederland drugs geproduceerd worden, en dat vervolgens stromen van polydrugs ons land verlaten: in Nederland wordt monodrugshandel en -productie omgezet naar polydrugshandel.
Marktwerking
De cocaïnehandel in zijn algemeenheid is een voorbeeld van een marktgeoriënteerd verdienmodel: er wordt ingespeeld op de vraag naar of behoefte aan cocaïne en er wordt winst gemaakt op basis van het verschil tussen de aankoopprijs en de verkoopprijs. Het gaat “om het leveren van een goed of dienst waarnaar een vraag bestaat” en er is “dus een duidelijke economische voedingsbodem” (Kruisbergen, Van de Bunt & Kleemans, 2012). De afzetmarkt voor cocaïne lijkt in eerste instantie inderdaad hoofdzakelijk vraaggestuurd. Voordat de cocaïne bij de eindgebruiker in Europa komt, heeft de leverancier of distributeur in Nederland een afnemer nodig (grooten/ of detailhandel) in het bestemmingsland. De cocaïne is te duur en te kwetsbaar om in grote stashes te worden opgeslagen en maar te hopen dat een afnemer wordt gevonden.
Om de pakkans te verkleinen, dienen partijen zo kort mogelijk te worden opgeslagen. De cocaïne moet zo snel mogelijk weg. Het lijkt dat de focus vooral op bestaande markten ligt en daarmee op bestaande vraag (Vermeulen et al., 2018). Zoals we al eerder aangaven, is de afgelopen jaren in Europa echter een enorme toename te zien in de toevoer van cocaïne. Het cocaïnegebruik in Europa volgt die ontwikkeling slechts gedeeltelijk. Dit gegeven, in combinatie met politie-informatie dat Nederlandse distributeurs van cocaïne in Europa zich beklagen over het feit dat de markt wordt ‘dood gegooid’ en verzadigd is, wijst op een markt die in toenemende mate ook aanbod gedreven is (Vermeulen et al, 2018).
De grote toevoer van cocaïne lijkt niet in de pas te lopen met de vraag naar cocaïne in Europa, het aanbod overtreft de vraag. Verondersteld kan worden dat deze partijen cocaïne niet alleen voor de bestaande Europese markt bestemd zijn, maar dat afzetmarkten verder reiken. Sterker nog: dat bewust gezocht wordt of gaat worden naar nieuwe afzetmarkten (Vermeulen et al, 2018). Er zijn inderdaad signalen dat nieuwe markten worden ontgonnen, waaronder in Oost-Europa en West-Azië. Niet alleen lijkt cocaïne via West-Europa verder te worden verhandeld, ook in West-Europa zelf kan sprake zijn van expansie van de markt.
Zo zijn cocaïnehandelaren in Frankrijk niet alleen actief in de grote steden, maar inmiddels ook in kleinere steden (EMCDDA, 2018). Het belangrijkste motief voor (internationale) drugshandel is financieel gewin. De bedragen en daarmee de winsten die met de handel zijn gemoeid, zijn enorm. Ondanks het toegenomen aanbod van de afgelopen jaren zijn de groothandelsprijzen in de delta België-Nederland en de consumentenprijzen in Europa min of meer hetzelfde gebleven.4 Wellicht is dat eveneens te verklaren door de ontginning van nieuwe markten.
Vraag en aanbod
De cocaïnehandel is niet alleen vraaggestuurd maar ook aanbodgedreven. Dit heeft grote gevolgen voor de manier waarop de handel zich ontwikkelt of kan ontwikkelen en op de positie van Nederland als transithub. Hoe komen vraag en aanbod bij elkaar? Welke landen zouden kunnen gaan gelden als potentiële, nieuwe afzetmarkten? In hoeverre ontstaat er meer concurrentie in de zoektocht naar nieuwe afnemers en leidt dit wellicht tot meer geweld? Hoe verhoudt de polydrugshandel in Nederland zich tot een deels aanbodgedreven cocaïnemarkt? In hoeverre wordt/zal worden meegelift op bestaande distributielijnen voor andere drugs naar nieuwe bestemmingen?
Bij de ontwikkeling en het inzetten van interventies om de internationale cocaïnehandel meer beheersbaar te maken, kan het helpen om die handel meer vanuit het perspectief van marktwerking te beschouwen. Intensievere, internationale publieke en private samenwerking is daarbij een voorwaarde, zeker voor wat betreft de ons direct omringende landen. Een mogelijkheid is om gezamenlijk te focussen op de distributielijnen. Langs de handelslijnen komt het aanbod bij de vraag, maar kan ook inzichtelijk worden gemaakt hoe vraag bij aanbod komt. In dit kader zou nagedacht kunnen worden over het gecontroleerd doorlaten van drugs.
Acteren op basis van distributielijnen sluit ook meer aan op het principe dat in Europa sprake is van een polydrugsmarkt. Denk ook aan informatie-uitwisseling met landen met opkomende afzetmarkten: zien zij in toenemende mate Nederlandse handelaren en/of zijn criminelen uit die landen vaker actief in Nederland? Tot slot is het voor een effectieve verstoring van de drugshandel een voorwaarde om financieel gewin aan te pakken, ook internationaal. De handel in cocaïne – en verdovende middelen in het algemeen – is immers geen exclusief Nederlands probleem.
Geef een reactie