In haar proefschrift gaat Anne van Uden op zoek naar een alternatief kader om politiewerk te beoordelen. Hiervoor bestudeert ze de verschillende manieren waarop de politie jongens in jeugdgroepen benadert.
1. Nadruk op effectiviteit beperkt
Effectiviteit is een veel gebruikt criterium om het werk van de politie te beoordelen. Doorgaans wordt dan gekeken naar de vraag hoe de veiligheidssituatie (in een wijk) zich ontwikkelt, vaak door criminaliteitscijfers te analyseren. In het geval van bijvoorbeeld een jeugdgroep die inbraken pleegt, is sprake van goed politiewerk op het moment dat het aantal inbraken daalt.
Deze nadruk op effectiviteit is problematisch. Eerder onderzoek laat zien dat de politie niet of nauwelijks invloed heeft op de ontwikkeling van criminaliteitscijfers1. Bovendien is het bestrijden van criminaliteit, zie ook artikel 3 van de Politiewet, niet de enige doelstelling waarop de politie zich moet richten. Verder is het belangrijk dat de politie zich in haar werk rekenschap geeft van meerdere waarden tegelijkertijd. Het is voor de politie (ook) cruciaal dat burgers haar vertrouwen en haar optreden accepteren. Alleen rekening houden met de waarde effectiviteit biedt daarvoor geen garantie, zie bijvoorbeeld de negatieve effecten van zero tolerance policing2.
2. Breder beoordelingskader nodig
In mijn proefschrift ‘Jeugdgroepen en goed politiewerk’ ben ik op zoek gegaan naar een alternatief kader om politiewerk te beoordelen. Ik heb mij daarbij onder andere laten inspireren door de oratie3 van Jan Terpstra waarin hij de maatschappelijke opdracht van de politie beschrijft. In mijn kader, een waarde(n)volle politie genoemd, staan drie waarden centraal: effectiviteit, legitimiteit en betrokkenheid. De eerste waarde is effectiviteit. Hierbij gaat het niet alleen over het bestrijden van criminaliteit. Effectiviteit betekent vooral ook dat de politie de problemen van burgers (die lang niet altijd gerelateerd zijn aan criminaliteit) zo goed mogelijk probeert op te lossen. Het betekent verder dat de politie probeert dat in een zo vroeg mogelijk stadium te doen. Hierbij past dat de politie analyses maakt van de verschillende wijkproblemen en dat zij maatregelen neemt, wanneer problemen nog niet al te ernstig zijn. Het is van belang de inzet van dwangmiddelen daarbij te beperken.
De tweede waarde is legitimiteit. Legitimiteit is een complex begrip. Simpel gezegd gaat legitimiteit over de vraag of burgers vertrouwen hebben in de politie en haar optreden accepteren. Ik heb gekeken wat de politie doet om het vertrouwen van burgers, maar vooral van jongens uit de jeugdgroep, te behouden en te versterken.
De derde waarde is betrokkenheid, met daaraan gekoppeld het tonen van betrokkenheid bij burgers in een woonwijk. Betrokkenheid tonen betekent in de eerste plaats dat de politie in nabijheid van burgers verkeert. Een tweede kenmerk van betrokkenheid laten zien, is dat de politie rekening houdt met de individuele omstandigheden waarin burgers (in mijn onderzoek jongens uit een jeugdgroep) zich bevinden. Jongens worden in dat geval niet slechts gezien als één grote groep probleemveroorzakers. Wanneer politiemensen oog hebben voor het individu, blijven zij bereid om jongens ondersteuning te bieden. Een politieman die ik interviewde voor mijn onderzoek sprak in dit kader over de ‘twee gezichten’ van de politie. Het ene is hulp bieden, het andere is meewerken aan aanhoudingen in het kader van bijvoorbeeld een inbrakengolf. Betrokken politiemensen houden dus ook een zekere professionele afstand.
Een derde kenmerk van betrokkenheid tonen, is (het belangrijk vinden om) burgers op een eerlijke en respectvolle manier te behandelen. Politiemensen die dit doen zijn in staat om boven het gedrag van jongens uit de jeugdgroep te staan. Zij laten zich, bij de keuze om bijvoorbeeld wel of geen contacten met jongens te leggen en te onderhouden, niet leiden door het negatieve gedrag van jongens naar andere wijkbewoners.
3. Betrokkenheid kernelement
Met behulp van het kader van een waarde( n)volle politie bestudeerde ik verschillende Nederlandse politie-aanpakken. Deze varieerden van ‘het in de nieren zitten’ van jongens uit de jeugdgroep tot ‘de deur op een kiertje laten staan’. ‘In de nieren zitten’ was een voorbeeld van een ‘harde’ aanpak. Jongens uit de groep werden dicht op de huid gezeten en deelname aan hulpverleningstrajecten was in principe geen optie meer.
Binnen de tweede aanpak ‘de deur op een kier’ werd een ‘zachtere’ werkwijze gehanteerd. Een speciaal team van de politie onderhield zoveel mogelijk contact met jongens uit de jeugdgroep, ook als daar géén directe aanleiding toe was, bijvoorbeeld het begaan van een overtreding. Verder beperkte de politie de inzet van dwangmiddelen en werden jongens uit de groep niet bij voorbaat uitgesloten van hulpverleningstrajecten, zoals dat bij een aanpak als ‘in de nieren zitten’ wel gebeurde. Mijn onderzoek laat zien dat (het tonen van) betrokkenheid het kernonderdeel is van een waarde(n)volle politie. Het tonen van betrokkenheid helpt bijvoorbeeld bij het maken van een probleemanalyse. Op het moment dat de politie in nabijheid van jongens uit de jeugdgroep verkeert, krijgt zij beter zicht op de verschillende problemen die spelen binnen de groep en op de problemen waarmee individuele groepsleden te maken hebben.
Betrokkenheid is ook belangrijk voor de maatregelen die de politie neemt. Politiemensen die oog hebben voor de situatie waarin individuele jongens zich bevinden en die het belangrijk vinden op een eerlijke en respectvolle manier om te gaan met de jeugdgroep, kiezen er doorgaans voor dwangmiddelen beperkt in te zetten. Tot slot is, volgens politiemensen zelf, betrokkenheid tonen en daarbij vooral het op een eerlijke en respectvolle manier omgaan met jongens, cruciaal om er voor te zorgen dat jongens de politie legitimiteit toekennen.
4. Meer aandacht voor omgang politie-burger
Het voorgaande maakt duidelijk dat degenen die de vraag ‘wat is goed politiewerk’ willen beantwoorden rekening moeten houden met meerdere waarden. Dat geldt wat mij betreft niet alleen voor de aanpak van jeugdgroepen, maar ook voor politiewerk in meer algemene zin. Verkennend onderzoek van Adang en collega’s4 maakt immers aannemelijk dat bijvoorbeeld bij grootschalig politieoptreden de verschillende onderdelen van een waarde(n)volle politie belangrijk zijn. Zij schrijven over het belang van een goede informatiepositie en het beperken van de inzet van dwangmiddelen. Daarnaast is volgens hen goede communicatie belangrijk door politiemensen die vertrouwen genieten bij burgers. Mijn conclusie is daarom dat het bij het beoordelen van politiewerk niet alleen moet gaan over het bestuderen van cijfers die iets zeggen over de veiligheid in Nederland. Er zou meer nadruk kunnen (en moeten) liggen op de wijze waarop politie en burgers met elkaar omgaan. En de vraag in hoeverre daarin recht wordt gedaan aan belangrijke waarden en waarborgen die bepalen of sprake is van een waarde(n)volle politie.
1 Oa. Reiner, R. (2012). Policing and Social Democracy: Resuscitating a Lost Perspective. In: Devroe, E., Ponsaers, P, Gunther Moor, L., Skinns, L., Bisschop, L., Verhage, A., Bacon, M. (Eds.). Tides and currents in police theories. Cahiers Politiestudies. 25(4). Antwerpen/ Apeldoorn/Portland: Maklu. 91-114.
2 Deuchar, R. (2013). Policing Youth Violence. Transatlantic connections. London: Institute of Education Press.
3 Terpstra, J. (2010). De maatschappelijke opdracht van de politie. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
4 Adang, O.M.J. (Ed.), Bierman, S.E., Jagernath-Vermeulen, K., Melsen, A., Nogarede, M.C.J., Oorschot, van, W.A.J. (2009). Boven de pet? Een onderzoek naar grootschalige ordehandhaving in Nederland. Amsterdam: Reed Business.
In het proefschrift is een referentielijst te vinden met alle gebruikte literatuur.
Geef een reactie