Aan innovatiekracht bij de politie geen gebrek, maar de organisatie kan beter, vindt Henk Geveke. Sinds oktober 2019 is hij binnen de korpsleiding verantwoordelijk voor technologie en innovatie. “Er gaat veel goed, maar de aanpak kan gerichter, samenhangender en efficiënter.”
Je werkt al dertig jaar in de veiligheidssector, de laatste 9 jaar bij TNO. Wat bracht jou bij de politie?
“Ik ben ooit afgestudeerd in Twente op een statistische analyse van criminaliteitspreventie. Sindsdien heeft veiligheid in de samenleving altijd mijn aandacht gehouden, en kruiste de politie regelmatig mijn pad. Bij B&A Groep en Berenschot bijvoorbeeld, waar ik opdrachten deed voor de politie, maar later ook bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, waar ik met de politie samenwerkte op het terrein van de crisisbeheersing. Na negen jaar bij TNO wilde ik graag een rol spelen in een operationele organisatie Bij de politie kan ik veel van mijn ervaring kwijt en ik voel me hier zeer thuis.”
Wat deed je precies bij TNO?
“Ik was algemeen directeur van TNO Defensie en Veiligheid. Dat is een kennisinstelling met een bijzondere positie in Nederland als militair laboratorium. Defensie heeft een groot deel van het toegepaste wetenschappelijke onderzoek op haar terrein en de ontwikkeling van nieuwe technologieën bij TNO neergelegd. Dat gaat over wapen- en sensortechnologie, maar ook over robotica, kunstmatige intelligentie, augmented- en virtual reality en human enhancement, echt state of the art. Dat laatste is mogelijk omdat Defensie een groot budget heeft voor technologieontwikkeling. Daardoor loopt Defensie in sommige opzichten ook voor op ons, maar heeft tegelijk een hele andere behoefte. Defensie heeft wat betreft planning een lange horizon, wij werken met een kortere cyclus. Wij willen kennisproducten met een hoge graad van technology readiness: het moet direct bruikbaar zijn in de praktijk. Bij Defensie nemen ze langer de tijd om kennis door te laten ontwikkelen. We kunnen over en weer veel van elkaar leren trouwens. Het is de denkkracht van mijn oud-collega’s bij TNO die ik heel imponerend vind, bij de politie vind ik juist de doe-kracht bijzonder, bijvoorbeeld in crisissituaties. Hoe wij optreden tijdens corona – maar ook in ons werk in de opsporing, de handhaving en hulpverlening. De actie, het improvisatietalent en de snelle opschaling zijn echt grote kwaliteiten van onze organisatie en van onze mensen. Maar elke kracht is tegelijk ook een zwakte. Daar waar ik bij TNO weleens de actie miste, wens ik ons bij de politie soms wel iets meer analyse toe. Juist de combinatie van actie en analyse maakt dat we kansen kunnen pakken voor innovatie én deze goed kunnen neerzetten in de organisatie.”
Hoe geef je de functie tot nu toe invulling?
“Als lid van de korpsleiding zijn technologie en innovatie mijn aandachtsgebieden. Dat omvat een groot aantal domeinen. Omdat technologie voor het politiewerk vaak informatietechnologie is, gaat veel van mijn aandacht en tijd uit naar onze ICT-systemen en -toepassingen. Maar ik vervul ook mijn rol als referent voor de portefeuillehouders op het gebied van digitalisering, innovatie, intelligence, dienstverlening en ethiek en privacy. Het is niet mijn drive om nieuwe speeltjes voor het politiewerk te bedenken maar om ervoor te zorgen dat we innovatie beter organiseren. Hoe we ideeën voor vernieuwing die op de werkvloer ontstaan kunnen laten landen in het hele korps. Hoe we mogelijkheden van nieuwe technologische ontwikkelingen beter benutten. Ik heb natuurlijk geen glazen bol, maar de ontwikkelingen gaan razendsnel. Bovendien levert technologie niet alleen leuke dingen op, maar heeft ze ook een donkere kant. Wat betekent een samenleving waarin kunstmatige intelligentie de hoofdrol speelt voor de mens? Wat betekent het voor de privacy? Kunnen we wel vertrouwen op algoritmes die beslissingen nemen? Wat als software de rol overneemt van politiemensen op straat of van magistraten in de rechtszaal. Willen we dat wel? Gaan er geen banen verloren? Criminelen hebben daar ondertussen lak aan. We zien nu al dat technologische ontwikkelingen de rechtstaat beïnvloeden. Er is een crime change aan de gang. Crimineel geld is in de vorm van cryptocurrency flitskapitaal geworden dat steeds moeilijker is te achterhalen. Sommige misdaden worden onzichtbaar en verdwijnen in het dark web. Er zijn nieuwe vormen van criminaliteit: cybercrime, sexting, WhatsApp-fraude, online stalking. Dit zijn voor slachtoffers vaak ingrijpende gebeurtenissen: digitale criminaliteit kan ook high impact crime zijn. Ik maak me zorgen over deze schaduwzijde van technologie. Als we er niets aan doen, als we niet zelf ook de technologische mogelijkheden te benutten, dan leidt dit tot een erosie van de rechtstaat en tot een ondermijning van de maatschappelijke functie van de politie. Dus: we zullen als politie ook bezig moeten zijn met technologie en met innovatie.”
Is er een organisatiebrede visie op innoveren bij de politie?
“Daar wordt onder leiding van de portefeuillehouder Innovatie (dat is Ingrid Schäfer, wier rol wegens ziekte tijdelijk wordt waargenomen door Oscar Dros) de laatste hand aan gelegd. Deze visie op de innovatie – titel: ‘Werken aan de politie van (over)morgen’ – beschrijft de manier waarop we innovatie binnen het korps gaan organiseren, het geeft de innovatiefunctie weer. Het legt de verbanden tussen innovaties die in de eenheden en in de portefeuilles worden ontwikkeld en de dingen die we op het niveau van het hele korps te doen hebben. Daarnaast wordt een innovatieagenda opgesteld, die zal aangeven op welke inhoudelijke prioriteiten we ons gaan richten. Samen bieden ze een mooi nieuw fundament voor innovatie binnen de politie. En dan heb ik ook nog de wens dat we een nieuwe (ontmoetings)plek gaan bouwen voor de hele politie – een soort ‘innovatiefabriek’ – waar alle collega’s terecht kunnen met ideeën om het politiewerk te verbeteren. Niet om bestaande labs te vervangen, maar om prille ideeën verder te brengen en eventueel met deze labs te verbinden. Een plek die moet inspireren om te delen, die een toegangspoort en wegwijzer vormt voor expertise van het PDC op het gebied van IV, HRM, communicatie, verwerving en andere diensten, die moet helpen met het opzetten van experimenten en die faciliteert bij het uitbouwen en opschalen van innovaties.”
Hoe staat het met de innovatiekracht van de politie? En vergelijk dat eens met jouw ervaringen bij TNO?
“Het zijn natuurlijk hele andere organisaties. Voor TNO is het ontwikkelen van innovaties een doel, voor ons is het een middel om het politiewerk te verbeteren. Ik ben onder de indruk van de grote innovatiekracht van onze organisatie. Ik zie op heel veel plekken collega’s bezig met vernieuwing. En dat is niet, of niet alleen, omdat het zo belangrijk wordt gevonden door de leiding. Heel veel projecten komen van onderop tot stand. Er zijn Q-teams met een hele actieve en grote online community, er bestaat Blue M/Next gen voor sociale innovatie, er zijn maar liefst tweehonderd agile teams geteld in de organisatie, en zijn allerlei proeftuinen waarin wordt geëxperimenteerd. De innovatiemakelaars in de eenheden spelen hierin een belangrijke rol en ook de innovatieportefeuille is een belangrijke stimulator. Innovatieve ontwikkelingen zitten in alle eenheden en in alle portefeuilles. Maar niet op alles schijnt de zon. Ik hoor collega’s zinnen uitspreken als ‘Duizend bloemen bloeien, maar er wordt weinig geïmplementeerd’, ‘We 65 duizend zzp’ers in dienst die even zoveel ideeën hebben, maar wie maakt er keuzes’ of: ‘We hebben veel startups, maar weinig scale-ups’. Er zijn zorgen over gebrek aan focus, dat op dezelfde plekken dezelfde dingen gebeuren, dat er een not invented here-houding bestaat, en dat er frustraties zijn omdat mooie projecten geen vervolg krijgen. Dat er geen besluitvorming is over stoppen of doorgaan en dat de financiering versnipperd is. Dat zijn vragen waar ik graag mijn tanden inzet.”
Hoe gaan we dit oplossen?
“We zullen innovatie-initiatieven beter met elkaar moeten verbinden, innovatieve kansen beter moeten faciliteren en moeten zorgen dat we ideeën ook daadwerkelijk weten te implementeren. De aankomende ‘Visie op innovatie’ zal voorstellen bevatten over hoe we dit gaan doen en hoe we omgaan met innovatiebudgetten, besluitvorming, ondersteuning bij implementatie en verbinding met de uitvoering. Elke innovatie die we doorvoeren moet de operatie en/of de bedrijfsvoering beter maken. ‘Nee, gaan we niet doen’ is dus ook een antwoord, niet alles wat geroepen of bedacht wordt, kunnen of moeten we oppakken. Dit vraagt om een goed proces waarin ideeën worden getrechterd. Zelf ben ik erg geïnspireerd door de manier waarop organisaties als Amazon en Google dit weten te organiseren. Deze bedrijven hebben een strak proces ingericht om de echt goede ideeën ook tot werkelijkheid te brengen: in 10 weken is iets óf goed en wordt het opgepakt óf terzijde geschoven. Dat leidt tot enthousiasme bij de medewerkers om bottom-up met goede ideeën te blijven komen. Maar er zijn ook goede voorbeelden uit de publieke sector te vinden. Naast die voorstellen die vanuit de werkvloer komen – de technology pull – zijn er ideeën uit het bedrijfsleven en de wereld van wetenschap – de technology push. Om de ideeën van buiten naar binnen te halen, zullen we gericht moeten meedoen in allerlei ‘ecosystemen’. Op diverse plekken doen we dat ook al, bijvoorbeeld in Eindhoven op de Brainport-campus, in Amsterdam in het Arena-gebied, in Heerlen op Brightlands en in Groningen is het politie innovatiehuis gevestigd in de digital society hub op de Zernike-campus.”
Het lijkt erop dat de meeste innovaties plaatsvinden in de opsporing?
“Ik denk niet dat deze stelling klopt. In de opsporing worden we direct geconfronteerd met de digitalisering van de criminaliteit, misschien lijkt het daarom zo. Gewone en digitale criminaliteit raken steeds meer met elkaar verweven. Dat vraagt om het doordenken van de betekenis hiervan voor het politievak, onze manier van werken en onze organisatie. Het roept meerdere vragen op die nieuwe antwoorden vereisen: bijvoorbeeld over de wetgeving, die per definitie achterloopt op de feitelijke werkelijkheid. Wat kunnen we al/nog niet, wat mogen we wel of (nog) niet? En welke nieuwe kennis- en opleidingseisen stellen we hierdoor aan onze zittende en nieuwe medewerkers, aan de organisatie? En vergeet de ethische kaders niet, die moeten een relevante rol spelen. Artificiële Intelligentie vraagt erom dat, zoals we dat noemen, betekenisvolle menselijke controle gehouden kan worden op beslissingen. In ons politie AI-lab, dat we samen met de Amsterdamse universiteiten en die van Utrecht hebben opgezet, experimenteren we hiermee. Maar niet alleen in de opsporing, ook in de handhaving, hulpverlening en bedrijfsvoering vinden allerlei vernieuwingen plaats. In diverse eenheden zijn digitale wijkagenten actief; in Midden Nederland bestaat een digitaal district. Dat vind ik een mooie organisatie-innovatie. In dezelfde sfeer heeft het toepassen van een ‘agile’-manier van werken in basisteams op een aantal plekken laten zien dat dit goede resultaten oplevert bij het terugdringen van ziekteverzuim, het verhogen van het werk plezier en het werkwerken van achterstanden. Chatbots, intelligente systemen die een dialoog kunnen voeren met mensen, kunnen niet alleen de dienstverlening in de regionale servicecentra verbeteren – zie de beloftevolle proeven met chatbot Wout – maar ook allerlei processen in de bedrijfsvoering. Het levert ook personele capaciteit op.”
Kunnen we als korps snel innovaties implementeren?
“Van mij mag je elke toegepaste verbetering een innovatie noemen, iets scherper gezegd, als het ook van idee naar implementatie is gegaan. De snelheid van aanpassen in het korps vind ik best hoog, kijk bijvoorbeeld naar hoe snel ingespeeld werd op de coronacrisis. Maar innoveren, dus van idee naar validatie, beproeving en opschaling, gaat wat langzamer. De snelheid van implementeren lijkt nu nog te vaak afhankelijk van mensen, bepaalde weerstanden en gebrek aan besluitvorming. Maak je nog een schoenafdruk met gips of een 3Dopname? Van het oude ambacht naar een nieuwe werkwijze vraagt aanpassing, nieuwe ervaringen zelf meemaken lijkt dan het meest effectief. Ik denk altijd in de driehoek mensorganisatieinnovatie. Drones gaan gebruiken zonder organisatieafspraken hierover levert in mijn ogen dus geen waardevolle aanvulling op. Daarom zetten we daar ook op in. We zien innovaties op operationeel vlak op alle niveaus, in eenheden, in portefeuilles en korpsbreed. Mijn insteek is dat beslissingen daarover dan ook op dat niveau gaan plaatsvinden. En we moeten van de situatie van ‘potjes met geld’ af naar het transparant verdelen van budget. Laat goede ideeën pitchen op de plek waar die uitgevoerd moeten kunnen worden, en laten we zorgen dat eigenaarschap echt inhoud en waarde krijgt. Ook dat verhoogt de innovatiesnelheid.”
In het kader van het eeuwige “Er moet meer blauw op straat”: zie jij innovaties waarmee je met techniek juist minder mankracht nodig hebt?
“Rellen worden tegenwoordig vaak geïnitieerd via Facebook, Snapchat en Instagram, maar we moeten op straat reageren. Mensen worden per email afgeperst, maar vragen op het bureau om hulp. Overvallen en inbraken worden via Whatsapp beraamd, maar in winkels en huizen gepleegd. We krijgen via telecomdata inzicht in criminele samenwerkingsverbanden, maar de drugslabs zitten verstopt op bedrijventerreinen. We moeten dus én op internet én op straat actief zijn. Dus in de wijk, het web en de wereld, zoals de slogan luidt. Waarbij het web steeds belangrijker wordt. Het dominante denken in sterkte zal op enig moment moeten plaatsmaken voor een andere balans tussen mensen en materieel. Politiewerk in de informatiesamenleving vraagt in mijn overtuiging om een verdere investering in onze Informatievoorziening, van nu misschien 14 procent van de politiebegroting naar 20 procent. Dat wordt nog wel een pittige discussie met het gezag. Maar de kosten lopen snel op. Realiseer je dat we van elk nieuw softwarepakket al gauw 65 duizend licenties moeten kopen.”
Hoe doet de Nederlandse politie het in internationaal perspectief?
“Wij staan er internationaal goed op als het gaat om het toepassen van technologie. Ik was eind vorig jaar bij een conferentie in Europees politieverband over technologische ontwikkelingen, en daar zijn wij een stuwende kracht. Er wordt door het buitenland met grote waardering gekeken naar bijvoorbeeld MEOS, een systeem dat voor politiekorpsen in andere landen nog een wensdroom is. Wij lopen voorop met de software tooling die wij gebruiken binnen de intelligence. Dat wij expliciet aan het verkennen zijn welke kansen sleuteltechnologieën, zoals de komst van de quantumcomputer, kunstmatige intelligentie en identificatietechnologie ons bieden, is uniek. Tegelijk valt er voor ons het nodige te leren van het buitenland. Daarom zijn wij actief in allerlei samenwerkingsverbanden, met Europol, Interpol en in bilaterale betrekkingen. Ook dat levert een belangrijke impuls op voor vernieuwingen binnen de politie.”
Geef een reactie