De titel van dit artikel is van een Amersfoortse politieagent die in coronatijd tijdens de rellen en demonstraties heeft gewerkt als lid van de mobiele eenheid (ME). Voor mijn afstudeerscriptie voor de opleiding Social Work ben ik met hem en vijf andere politieagenten[1] in gesprek gegaan over hun ervaringen met geweld in coronatijd. Welke fysieke en mentale impact heeft dit nog ruim twee jaar later achtergelaten?
De uitbraak van het coronavirus betekende voor politieagenten dat er plotseling een verandering plaatsvond in hun dagelijkse werkzaamheden. Het handhaven van de openbare orde kreeg er een taak bij, namelijk het ervoor zorgen dat de coronaregels worden opgevolgd en het beschermen van de zwakken in de maatschappij.
Werken in coronatijd
Eén van de agenten nam mij tijdens het gesprek mee in hoe een werkdag er aan het begin van de pandemie eruit zag. De Amersfoortse wijkagent vertelde dat hij door de verminderde meldingen opeens tijd had om bij te lezen. Maar hij weet niet of hij dat wel leuk vond, omdat hij en zijn collega’s bij de politie zijn gegaan voor ‘wat actie en sensatie’. Dat werd in één keer een stuk minder.
De 35-jarige agent Ton stond met zijn nevenfunctie als ME’er op de Dam tijdens de zogeheten koffiedrinkmomenten. Het opvallende was dat daar niet alleen coronademonstranten stonden, maar ook beroepsdemonstranten en de voetbalhooligans: “Het was eigenlijk gewoon een uitlaatklep voor sommige mensen om te demonstreren tegen de overheid. Week na week zag Ton het geweld toenemen, waarbij de groep die tegenover hen stond ook telkens groter werd en zich niet meer liet wegsturen.
Groepschef Michiel werkt al sinds 2002 bij de politie. Hij beschrijft werken in de coronatijd als ‘een bubbel’: “Je wordt met allerlei regels geconfronteerd, maar niemand wist eigenlijk wat corona precies inhield. Binnen het politiewerk waren die regels niet te handhaven”, vertelt hij. Michiel kon moeilijk zeggen dat als iemand gereanimeerd moest worden: ”Sorry, ik kom niet binnen want er zijn al te veel mensen.” Terugkijkend heeft de coronatijd heel veel betekend voor de politie en heeft het een behoorlijke impact achtergelaten.
Impact van geweldservaringen
‘Ik weet zeker dat ik later tegen mijn kinderen zeg: ik stond bij die coronarellen. Dit gaat de geschiedenisboeken in.’
Vijf van de zes respondenten zijn naast hun reguliere politiewerk werkzaam bij een zogeheten neventaak, zoals bij de mobiele eenheid of technische eenheid. Binnen deze neventaken stonden zij op de frontlinie tijdens de coronarellen en -demonstraties. Deze gesprekken over hun ervaringen met geweld in coronatijd en de impact daarvan, hebben bij mij bewondering en empathie opgeleverd naar alle politieagenten toe die hebben gewerkt in de tijd vol frustratie, onbegrip en geweld.
Pieter is naast zijn reguliere politiewerk ook lid van de mobiele- en technische eenheid. Hij is met zijn 28 jaar al tien jaar in dienst. Eén van de grootste inzetten van de ME was tijdens de rellen in Den Bosch. Daar hebben Pieter en zijn collega’s heel wat spullen opgevangen: bierflesjes en stenen, maar ook vuurwerk en explosieven. Verder kreeg de politieagent woorden naar zijn hoofd geslingerd, maar door de adrenaline kan hij zich niet meer tot in de detail herinneren wat er precies werd geroepen. ”Maar dat zullen vast geen vriendelijke woorden zijn geweest”, vult hij zelf in. Behalve een paar blauwe plekken, is de jonge ME‘er er goed vanaf gekomen. ”Het is geen kantoorbaan. Die lange werkweken van soms wel 80 uur hebben in vermoeidheid geresulteerd. Daar heeft niet alleen ikzelf maar ook mijn gezin last van gekregen. Dat vind ik misschien wel zwaarder wegen”, aldus Pieter. Zijn vrouw was blij als ze weer een appje kreeg, want dan wist ze dat hij in ieder geval tot dat moment nog in goede orde was. Hij sluit ons gesprek af met: ”Ik weet zeker dat ik later tegen mijn kinderen zeg: ik stond bij die coronarellen. Dit gaat de geschiedenisboeken in.”
Wijkagent Richard heeft in de wijk waarin hij werkt ook te maken gehad met geweld. Aan het begin van de coronatijd reed hij op zijn motor langs een bekende hangplek van jongeren. Hij zag dat een groepje jongeren een lachgasfles van 24 kilo bij zich had en ging daar met hen over in gesprek. Eén van die jongeren had hij die week ervoor aangesproken, omdat hij zich niet aan de coronaregels hield. Terwijl de 46-jarige agent de lachgas fles in beslag nam en naar zijn motor liep, kreeg hij een steen naar zijn hoofd gegooid die hem maar op het nippertje miste. Het ging om een steen van ruim 700 gram. ”Hij had mij gewoon dood kunnen gooien. Ik had gelukkig mijn helm op, maar voor hetzelfde geld had ik hier misschien niet gezeten of blijvend letsel overgehouden”, vertelt hij. Wijkagent Richard heeft er wel een mentale nasleep aan overgehouden. ”Als ik een groep jongeren aanspreek, ga ik tegenwoordig met mijn rug tegen de muur staan, dan ben ik altijd gedekt. Ik gun ze niet het pleziertje dan ze mij knock-out gooien”.
Praten over mentale gezondheid
‘Ik wilde alleen maar boeven pakken en zo veel mogelijk vette dingen meemaken. Je sprak niet over gevoelens of of iets wat met je deed. Eigenlijk was je best wel kortzichtig: nu ik langer bij de politie zit ga ik inzien dat het toch wel belangrijk is.’
Praten over de impact van geweldservaringen is niet altijd makkelijk; vooral niet bij de ME’er waar iedereen ‘uit elkaar spat van adrenaline’. Toch denkt ME’er Pieter dat het niet verkeerd was geweest als er vanuit het bureau een week later eens was opgebeld met de vraag: ”Hoe gaat het met je? “
Uit onderzoek blijkt dat de politiewereld een traditioneel machokarakter heeft (Terpstra & Schaap, 2011). Dat kan ervoor zorgen dat praten over je mentale gezondheid als een taboe wordt gezien.
Ik heb de respondenten gevraagd hoe de mentale opvang vanuit de organisatie eruit ziet na een heftig incident. De meest voorkomende mentale ondersteuning is de debriefing; een officiële bijeenkomst na afloop van een missie waarin een groepsgesprek wordt gehouden onder leiding van een professionele hulpverlener. Het is belangrijk dat dit gesprek plaatsvindt in een vertrouwelijke sfeer, maar Pieter vertelt dat de debriefing in de praktijk soms rijdend in de bus terug gebeurt. Vooral in de basisteams is de opvang goed geregeld, zo komt er altijd een collega op je af om te vragen hoe het met je gaat als je bijvoorbeeld een lijkvinding hebt gehad, dat is daar heel strak geregeld.
Overige opvang zoals het praten met een psycholoog is er in de coronatijd en daarvoor niet altijd geweest, maar daar komt vanaf nu verandering in; drie van de zes politieagenten met wie ik heb gesproken vertellen dat er vanaf begin 2023 verplichte gesprekken gaan plaatsvinden met een psycholoog. Omdat de geweldsincidenten heftiger zijn geworden, ziet de politieorganisatie de noodzaak om te blijven praten met elkaar. In de coronatijd en daarna hebben ze meer oog daarvoor gekregen. Wijkagent Richard kan heftige incidenten vrij snel van zich afzetten, maar niet vergeten. Ook hij krijgt vanuit zijn basisteam vanaf het nieuwe jaar mental check ups aangeboden. ”Praat over je ervaringen en de bijbehorende emoties”, adviseert Richard aan zijn jongere collega’s. ”Vroeger werden wij wel gebeld met de vraag hoe het met ons ging, maar dat is een gesprekje van tien minuten. Dat is niet genoeg, vooral voor de jongeren collega’s is er iets meer nodig.”
ME’er Tom ziet sinds de coronatijd ook in dat mentale opvang ontzettend belangrijk is geworden. “De politie doet nu veel meer aan medewerkersparticipatie dan jaren geleden. Als ik kijk hoe ik zelf was als 20-jarige bij de politie, was ik een heel ander mens. Ik wilde alleen maar boeven pakken en zo veel mogelijk vette dingen meemaken. Je sprak niet over gevoelens of over iets wat met je deed. Eigenlijk was je best wel kortzichtig. Nu ik langer bij de politie zit ga ik inzien dat het toch wel belangrijk is.”
De 34 jarige politiecommandant Jelle voelt zich verantwoordelijk voor het welzijn van zijn team: “Soms is een praatje met een collega bij het koffieapparaat al genoeg”, zegt hij. ”Je moet er niet mee blijven zitten.”
Iedereen heeft een eigen methode om de heftige ervaringen te verwerken. Voor de een is dat een wandeling met een vriend in het bos en voor de ander een sportmomentje. Zolang je er maar over praat.
[1] Wegens privacyredenen zijn de namen van de respondenten veranderd.
Julia van der Heide (23 jaar) studeert Social Work aan de Hogeschool van Amsterdam. Ze deed voor haar afstudeerscriptie onderzoek naar de impact van geweld tegen politieagenten in coronatijd. Ze sprak met zes politieagenten over hun ervaringen met geweld in coronatijd en de eventuele fysieke en/of mentale nasleep daarvan.
Een hart onder de riem voor alle hardwerkende agenten. Een bemoedigend woord dat past bij deze dagen.
Julia heeft altijd al affiniteit gehad met politiewerk. Met deze persoonlijke ontmoetingen is dat gevoel alleen nog maar gegroeid. Ze wil graag na haar huidige studie overstappen naar de Politieacademie.
Geef een reactie